De putter in de bessenstruik, als vastgeplakt op zijn suikereitjes, hadden we al een week eerder ontdekt bij het plukken. Heel beleefd vanwege de privacy hadden we de trossen bessen om het nestje heen laten hangen en daarmee werden we, naarmate de rest van de struiken steeds leger raakte, steeds meer naar haar toegetrokken. Maar we dachten ‘niet kijken, niet kijken, laat haar maar’ en toch waren die kleine eitjes in dat dons en hondenhaar zó vertederend dat we het niet laten konden en keken we tóch…
En toen waren de eitjes uitgekomen en zagen we de kleine kale putterkuikentjes, de veertjes als natte, warrige haartjes, met in verhouding enorme snaveltjes wijd open, honger hebben we, voed ons!
En de ouders vliegen af en aan, zitten op een draad dichtbij, mannetje geeft eten aan vrouwtje, vrouwtje voedt de kinderen, mannetje is alweer op pad. Eerst veel insectjes, daar groei je goed van, later ook zaadjes, want je bent een zaadeter per slot.
En we krijgen er steeds meer. Het wordt een putterparadijs hier op de boerderij en we krijgen ook steeds meer kaardenbol, want daarvan eten ze de zaden graag en dat is de putter-of-het-ei-vraag van vandaag: verspreiden zij die nou zelf?